-
1 décomposer
décomposer [deekõpoozee]1 ontbinden ⇒ ontleden, scheiden, oplossen3 doen rotten ⇒ uiteen doen vallen, tot ontbinding doen overgaan♦voorbeelden:4 visage décomposé • ontdaan, vertrokken gelaat1 tot ontbinding overgaan ⇒ rotten, bederven1. v1) ontbinden, ontleden2) langzaam uitvoeren [beweging]3) verwringen [gelaatstrekken]2. se décomposerv1) rotten, bederven2) verwrongen, vertrokken worden [gelaatstrekken] -
2 trait
trait1 [tre]〈m.〉3 steek ⇒ sneer, rake opmerking4 staaltje ⇒ daad, inval♦voorbeelden:trait pour trait • zeer nauwkeurig, preciestrait d'esprit • geestige, gevatte opmerkingtrait de génie • geniale inval, geniaal ideetrait carré • loodlijnboire à longs, à grands traits • met grote slokken, gulzig drinkenavoir trait à • betrekking hebben opboire d' un (seul) trait • in een teug (leeg)drinken〈 figuurlijk〉 faire qc. d' un trait • iets achter elkaar, in één ruk door doenpartir comme un trait • er als een pijl uit de boog vandoor gaan————————trait2 [tre]〈 werkwoord〉 → traire1. m1) teug, slok2) pijl3) lijn, streep4) kenmerk, eigenschap6) daad, staaltje2. traitsm pl -
3 masque
masque [maask]〈m.〉♦voorbeelden:masque à gaz • gasmaskermasque mortuaire • dodenmaskerarracher le masque à qn. • iemand ontmaskeren, het masker afrukkenlever, ôter, poser le masque • het masker afdoen; 〈 figuurlijk〉zich in zijn ware gedaante tonen, zijn ware gezicht laten ziensous le masque de • onder de dekmantel van, onder het mom vanm1) masker2) dekmantel4) steekbeitel
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский